Mi Hermana en Jinotega

Wanneer je het Stadshartin Zoetermeer binnen rijdt wordt de oplettende geest getrakteerd op een vreemde vogel dat eenabstract feitje met zich mee draagt.Dit bont gekleurde vogeltjeis het symbool van de Zoetermeerse stedenband met Jinotega in Nicaragua en geeft de exacte afstand van Zoetermeer naar Jinotega aan, namelijk 9024 kilometer.Ik hebdeze vreemdevogel vaak gespot bij binnenkomst in het Zoetermeerse Stadshartmaar de exotische betekenis ervan is mij altijd ontgaan.

Dat 9024 kilometer verwijst naar een warme, zonnige entropische plekaan de andere kant van de wereldheb ik toen niet kunnen of willen beseffen. Nu ik zelf echter 9024 kilometer van Zoetermeer verwijderden verblijf op de plek waar de wegwijzer naar verwijst wordt de exotische betekenis ervanonmiskenbaar duidelijk.

Koffie- en bananenplantages, gelegenin een bergachtig landschap, sieren de omgeving van Jinotega. De zonbrandt er genadeloos op de golfplaten daken waardoor de inwoners van Jinotega genoodzaakt zijn om het overgrote deel van de dag buitenshuis door te brengen. Dit geeft het straatbeeld van Jinotega een gezellige en warme indruk. Deze gezellige warmte en het fraaie landschap doenje bijna vergeten dat je verblijft in een ontwikkelingsland met alle bijbehorende problemen. Zo is het zaak dat je goed uitkijkt waarje looptomdat veel putdekselontbreken waardoor een lelijke val altijd op de loer ligt.De stroom- en watervoorzienig vallen regelmatig uit, grote delen van het achterland zijnvaak ontsloten van gezondheids- en educatievoorzieningen, enveel gezinnen moeten rondkomen van een inkomenrond de honderd euro per maand. Armoede viert nog altijd hoogtij in dit tropische paradijs. Dat 9024 kilometer ook een grote verandering op sociaal- cultureel gebied met zich meebrengt wordt soms dan ook pijnlijke duidelijk.

Om uit te zoeken wat de stedenband tussen Jinotega en Zoetermeer eigenlijk inhoudt nemen wij contact op met Rita Muckenhirn van de organisatie La Cuculmeca te Jinotega.La Cuculmeca voert namens- en in samenwerking met Zoetermeer enkele ontwikkelingsprojecten uit in de stad en het district Jinotega. Rita, een aardige Duitse vrouw, regelt voor ons dat wij de volgende dag meekunnen met Terre des Hommes op projectbezoek in het achterland van Jinotega. Aangezien wij weinig Spaans spreken wordt er ook nog geregeld dat een Duitse vrijwilliger meegaat om voor ons te tolken.
De volgende ochtend staan we op terwijl de zon zich nog schuil houdt achter de heuvelrug die de stad Jinotega omsluit. Enigszins gehaast wordt het geimproviseerde ontbijt naar binnengewerkt waarna de toeter van ons vervoer klinkt. Met dikke oogjes stappen wij de pick-up truck in die ons die dag zal vervoeren. In het gezelschap van medewerkers van Terre des Hommes en La Cuculemeca wordt de reis aangevangen met alsdoel het bezoeken van een aantal 'coorperativas' dieworden ondersteund door La Cuculmeca en Terre des Homes. De coorperativas die wij bezoeken blijken een samenwerkingsverband van jonge boeren te zijn. La Culculmeca ondersteunt de jonge boeren door hen te onderwijzen hoe zij een coorperativa moeten opzettenen onderhouden.Het doel van deze coorperativas is het verkrijgen van een betere stukprijs voor de gewassendoor deze in gezamelijkheid op de markt af te zetten.
Op drie uur hobbelen overuiterst slechte wegen stoppen wij in een klein dorpjein het achterland van Jinotega. Op het moment van aankomst is eenmedewerker van La Cuculmeca bezig om een zaaltje vol jonge boeren te onderwijzenover coorperativas.Weaanschouwen een stuk van de lesen stellen wat vragen over het reilen en zeilen van een coorperativa. Een van de aanwezige jonge boeren staat er op dat wij daarna met hem meegaan naar zijn stukje landbouwgrond om daar te aanschouwen wat- en hoehij zijn gewassesverbouwt.Uiteraard neemt ons gezelschap dit aanbod graag aan waardoor wij gezamelijk afreizen naar een stukje landbouwgrond net buiten de stad. Dejonge boer laat ons vol trots zien dat hij bananen, koffie, rode bonen eneen soort casave verbouwt. De grote glimlach op zijn gezicht, terwijl hij ons de producten toont, doet ons een beetjedenken aan de 'vrolijke'boeren uit de Chiquita reclames die men weleens op televisie ziet.Er is echter een groot verschil tussen onze boer en die op televisie,onze boer krijgt namelijk een eerlijke prijs voor zijn bananen en wordt niet
uitgebuitdoor een werkgever.

De verdere dag bezoeken wij meerdere kleine boederijen waar jonge boeren uiteenlopende producten verbouwen zoas honing, koffie, bonen, mango's, advocado's etc. Allen blijken ze bijzonder trots te zijn op hun producten en zijn ze zeer blij met de coorperativas waarvan zij deel uit maken. De coorperativasblijken een hogere en stabielere inkomstenbron met zich mee te brengen waardoor veel gezinnen nu een stabieler leven kunnen leiden. Viva la Coorpertiva is onze gedachte aan het einde van een lange dag huis- en projectbezoeken.

De volgende dag staat geheel in het teken van de Zoetermeerse relatie met Jinotega. Met onze Duitse tolk en een andere medewerker van La Cuculmeca gaan wij, per motorbike, op bezoek bij een aantal projecten die met Zoetermeers geld zijn gesubsidieerd. De projecten die wij aandoen liggen allen ver buiten de stad Jinotega maar nog steeds binnen het gelijknamige district Jinotega. Het is dan ook een lange motorbike tocht voordat wij bij het eerste project aankomen. Onze eerste stop betreft een in aanbouw zijnde school in een uiterst afgelegen uithoek van het district Jinotega. De kinderen in dit dorp moesten voorheen anderhalf uur lopen om naar school te kunnen gaan maar met de komst van een school in hun dorpje is dit voortaan niet meer nodig. Helaas is de oplevering van de school enigszins vertraagd waardoor de burgermeester van het dorp zich genoodzaakt voelde om zijn eigen huis als tijdelijk leslokaal beschikbaar te stellen. Tot aan de oplevering van het nieuwe schoolgebouw heeft hij daarom elke dag 40 uiterst enthousiaste kinderen over de vloer!


Om niet geheel met lege handen aan te komen hebben wij een aantal zakken met lollies voor de kinderen meegenomen. We vragen netjes aan de dienstdoende lerares of wij een aanslag op het tandglazuur van al die kindjes mogen plegen en uiteraard heeft zij hier geen bezwaar tegen. Wanneer ik de eerste zak met lollies tevoorschijn tover breekt er complete chaos los. De lieve kindjesbuitelen over elkaar heen om als eerste bij de snoepzak te zijn. In dit proces worden schoolbankjes en ander lesmateriaal aan de kant gesmetenen verdringen kinderen elkaar om een lollie te bemachtigen. We proberenhen gerust te stellen dat er genoeg lollie's zijn voor iedereen maar helaas, wij krijgen de geest niet meer terug in de fles. We verontschuldigen ons bij de betreffende lerares en haasten ons met het schaamrood op de kaken naar het volgende project.

Het volgende project betreft weer een in aanbouw zijndeschool. Ook hier krijgen wij te horen dat de kinderen voorheen veel tijd kwijt waren met het lopen over gevaarlijke wegen naar school. Met de komst van een school in hun dorp is dat voortaan niet meer nodig en kunnen de kinderen meer tijd besteden aan het maken van huiswerk(right!).We krijgen een rondleiding door heteen-lokaal schooltje, eenbezoekje dat uiteraard niet zo lang duurt. Het schoolgebouwtje ziet er keurig uit, zeker alsje het vergelijkt met andere gebouwtjes in het dorp.Qua opzet zijn trouwens alle schooltjes die met Zoetermeerse subsidie worden gebouwd hetzelfde zodat meerdere dorpjes in het district Jinotega strakjes een uiterst solide schoolgebouw hebben! Gelukkig zijn er op het moment van ons bezoek geen kinderen in het schooltje aanwezig zodat we ditmaal geen chaos achter laten.


Gedurende de dag bezoeken wij meedere identieke projecten die met Zoetermeers geld worden betaald. Al deze projecten lijken vreselijk nodig waardoor wij het gevoel krijgen dat het Zoetermeerse geld hier goed op zijn plek terecht komt. Wanneerweeen sticker van de gemeente Zoetermeer op een school diep in het achterland van Jinotega aantreffen kunnen wij het niet helpen dat er een klein gevoel van trots op ons neerdaalt.

Helaas eindigd een mooie dag desondanks in mineur. Op een iets wat stijle helling valt de moter van onze motorbike ineens stil, uiteraard heeft dat niets met de stuurmanskunsten van de bestuuder te maken :) Het is daarna zaak om de motorbike weer netjes in zijn eerste versnelling te zetten en de rit te hervatten. Echter de helling blijkt wat stijl te zijn waardoor ik meer gas dan anders moet bijgeven om in beweging te komen. Mijn extra dot gas leidt er toe dat het voorwiel van de grond komt en dat we al 'wheelie' makend de berg op gaan. Susanne ziet de bui al hangen en springt op behendige wijze van de motorbike af terwijl het wiel nog in de lucht hangt. Wanneer mijn wiel echter weer de grond raakt schiet de motor pijlsnijl naar de kant van de weg waar uiteraard net een greppel ligt. Het resultaat hiervan is een zeer mooie uitvoering van een salto mortal over het stuur van de motorbike heen. De uitvoering verdient een dikke 8,5 half maar helaas verlies ik mijn punten wanneer ik bij mijn landing precies op mijn zij landt, uiteraard op de zak waar mijn camera in zit.
Het resultaat van: een gebroken camera display waardoor ik niets meer kan zien op mijn scherm. Gelukkig heb ik zelf alleen wat schrammen en is de motorbike nog steeds prima in orde.

Na dit accident vervolgen wij heel voorzicht onze weg terug naar Jinotega, met een wijze les geleerd. Stop NIET je camera in je broek zak als je met eenmotorbike een stijle heuvel in zijn eerste versnelling opgaat. Gelukkig verloopt de restvan de rit wel vlekkeloos zodat wij net voor zonsondergang weer terug in de stad Jinotega zijn. Hier blikken wij terug op een uiterst geslaagde tijd in Jinotega (ondanks decamera display). Zoetermeer doet een heleboel goede en noodzakelijk dingen in- en rondom Jinotega,we voelen ons dan ook een klein beetje trots om Zoetermeers te zijn. Maar helaas, aan alle mooie dingen komt een einde en zodoende zitten wij de dag ernaopnieuw in de bus, opnieuw naar een onbekende bestemmingin een voor ons onbekend land.

Hasta Luego!

Een aanslag op onze kadetjes.....

Via het bergplaatsje Danlí gaan we de volgende dag de grens over, naar Nicaragua. Uiteraard moeten we hier eerst de Hondurese snorrenmannen aan de douane betalen, vooruit. We lopen 20 meter en komen zo ¨officieel¨ in Nicaragua, wij mogen hier natuurlijk ook wat voor neerleggen. Vandaag is het blijkbaar $12. We proberen onze ¨receipt¨ tactiek nog eens en de betreffende snorrenmans wil ons best een bonnetje geven. Een standaard voorgedrukt, nietszeggend papiertje met $10 erop én, omdat deze meneer misschien een bloemetje voor z´n vrouw wilt kopen vandaag, schrijft hij zelf even een bonnetje voor de resterende $2. We moeten waarschijnlijk maar blij zijn dat hij vanavond niet met z´n vrienden naar de bar gaat en het anders $20 de neus voor ons zou zijn.
Een paar meter verderop staat nog een of andere gladjanus waar we voor $1 een papiertje moeten kopen waarvan we alleen het woord ¨municipal¨ herkennen. Ze weten hier in Nicaragua blijkbaar al goed dat je toeristen van alles en nog wat kunt laten betalen. Wij balen dat we niet beter hebben opgelet bij onze Spaanse cursus, voelen ons wat hopeloos, smijten die paar dollars naar z´n hoofd en nemen de bus verder Nicaragua in.

Halverwege maken we kennis met de lokale arbeiders op de vele koffieplantages die we al zien vanuit de bus: kinderen. Een grote groep groezelige kinderen van verschillende leeftijden, maar zeker niet ouder dan 14, stapt in en wordt meteen naar het achterste gedeelte van de bus gebonjourd. Er hangen nog net geen bordjes in de bus die deze ¨discriminatie¨ legaliseert maar zo gaat dat blijkbaar hier. Achterin staan ze met z´n allen op elkaar gepropt, op weg naar de volgende plantage. Zij zijn ook de enigen in de bus die meteen moeten betalen, hun aanwezigheid in de bus wordt dus gewaardeerd..

Een paar uur later komen wij aan in Estelí, een plaatsje in de bergen in het noorden van Nicaragua. Een plek waar de zogenaamde ¨Sandinistas¨ zich behoorlijk verzet hebben tijdens de contra-war. Overal zie je nog muurschilderingen, van Che Guevara tot Daniel Ortega, de huidige president, revolutionair en Sandinista Numero Uno. Dit jaar zullen er weer verkiezingen zijn mar de strijd lijkt al gestreden, overal zie je ¨Daniel 2011¨ etc. staan. In een klein ¨martelaren¨ museum prijken vele foto´s van de jonge jongens en meisjes die in de oorlog zijn omgekomen. Het museum wordt gerund door een paar van de moeders van deze ¨kinderen¨. Hoewel ons Spaans ons wat in de steek laat is met meer dan duidelijk dat men hier massaal ¨tegen de vijand¨ weerstand heeft geboden en dat vele jongeren, voor diverse idealen, hier het slachtoffer van zijn geworden.

Wij nemen onze intrek in een klein familie hotelletje dat bewaakt wordt door een bizar waakzame eend. De eerste dagen zijn ook wij ¨de vijand¨ en vliegt het beest ons aan als we binnen komen. Daarna lijkt ¨het¨ ons te accepteren zodat we iets minder angstig ´s nachts naar de wc rennen om een confrontatie te vermijden.
Estelí is verder een beetje een slaapstadje, om 7uur ´s avonds krijg je het gevoel dat het al 1uur ´s nachts is. Slechts drie verlichte straten, restaurantjes die om 8uur al dichtgaan en ook de bioscoop die volgens de Lonely Planet in 2007 nog in werking was, zit potdicht dichtgetimmerd en lijkt meer op een kraakpand. Gelukkig hebben wij onze eend.

We laten de socialistische Sandinistas even voor wat ze zijn en besluiten een ander stukje Nicaragua te onderzoeken:natuur! En dat hebben ze hier in overvloed. ¨In de buurt¨ ligt het natuurgebied ¨Miraflor¨ . Na een zweterig, hobbelend busritje van 1,5uur stappen we uit bij een willekeurige Finca-boerderij. De mevrouw van ons hotelletje had de naam op een papiertje gekrabbeld en bij gebrek aan andere opties gokken we maar dat het de betreffende finca betreft. Eigenlijk weten we ook helemaal niet wat we hier gaan doen. We besluiten om wat rond te kijken en om er een biertje te drinken.
Op de één of andere manier blijken wij de gave te hebben om OVERAL en ALTIJD aan te komen op het heetste van de dag, rond 12uur. Zwetend volgen we één km. het pad de heuvel op naar Finca Huppeldepup. Hier aangekomen besluiten het biertje toch nog maar even te verruilen voor een kop koffie, we zitten tenslotte tussen de koffieplantages.
Voor de vorm vragen we wat je hier kunt doen. Hiken, paardrijden, fietsen..¨Willen jullie nú iets doen?¨. We schamen ons alweer dat we altijd zo slecht voorbereid gewoon maar ergens aan komen kakken. ¨Jullie kunnen wel wat paardrijden als je wilt¨. We hebben precies 2uur de tijd voordat de laatste bus terug naar Estelí alweer vertrekt maar we hebben nog geen ¨uh ok¨ gezegd of er worden al ergens wat paarden vandaan getrokken en opgezadeld.
Wij staan daar in onze korte broeken en op slippers als schoolvoorbeeld toeristen. Dat wordt voor de verandering maar eens op blote voeten paardrijden, tenslotten hoeven onze poezelige voetjes de grond niet aan te raken.

Voor de verandering blijken onze knollen Mariposa – vlinder?- en Anna Nicole Smith (??) een keer géén automatic horses te zijn. Onze gids Juanez – of hoe hij ook mag heten, Juanez klinkt altijd goed- vindt eigenlijk alles wel best en hobbelt wat om ons heen om er zeker van de te zijn dat we de enige afslag niet alsnog verkeerd nemen. We proberen vooral de hoogste versnelling uit, werkt nog ook, en we gaan als een trein langs alle koffie- en bananen plantages. Bij een waterval koelen wij even af en onze racepony´s rusten wat uit. Bij de terugrit haalt Gjalt al zijn cowboy technieken uit de kast, de ¨yihaaa´s¨ en andere motiverende kreten zijn niet te missen. Met Anna Nicole volg ik hem en razen we over de zandweggetjes. Hierbij MOET ik vermelden dat Gjalt de terechte winnaar is van eindsprint over de laatste 500 m. In volle galop. Ondanks de nutteloze pompende bewegingen met zijn benen heeft Gjalt zijn Vlinder toch nét een tandje harder laten gaan. Waarschijnlijk zullen de ¨Yihaa´s ¨ en een takje meegeholpen hebben aan zijn overwinning.
Bij de Finca laten we de paarden dampend van het zweet achter, bestellen we eindelijk onze meer dan verdiende biertjes en haasten ons alweer naar de bushalte.
Officeel zou de bus over een paar minuten moeten komen. Onofficieel kan dat een half uur vroeger zijn of zelfs een uur (of meer) later. Wanneer je in Centraal Amerika de laatste bus wilt halen is het redelijk key om wat speling in te bouwen.

We wachten uiteindelijk bijna een uur, wat hippies komen her en der aangelopen en sluiten zich bij ons aan en als de bus met luid gehonk dan eindelijk verschijnt zit ie propvol. En 1,5uur hutjemutje tegen de zwetende massa opgedrukt zitten lijkt ons minder fijn. Gelukkig mogen we dan ook op het dak van de bus plaatsnemen wat een hele ervaring is. We genieten van het mooie uitzicht op de Miraflor en de zonsondergang die halverwege inzet. Tegelijkertijd moeten we ons continu schrap zetten en vastklampen als we weer eens over een hobbel in de weg schieten en iedereen op het dak daarmee ook. Ook moeten we voortdurend bukken voor alle ¨laag¨ hangende takken. De takken hangen niet zo laag, wij zitten meer wat hoger. Even denken we terug aan een half jaar geleden, wanneer we bij de bruiloft van Sanne en Dick in Delft ook moesten wegduiken voor striemende takken in ons gezicht, bovenop een Engelse dubbeldekker bus met open dak. Bijna hetzelfde avontuur, alleen de omgeving is wat anders.

De dag erna vertrekken we met mega spierpijn en open schuurwonden. De volgende stop wordt Jinotega, een zusterstad van Zoetermeer. Niet dat wij ons daar voor deze trip van bewust waren maar waar wij door bepaalde insiders op geattendeerd zijn. Eens zien hoe hier het plaatselijke Stadshart, Noord AA en SnowWorld eruit zien!

Waarom een overval een overval heet - Het La Ceiba incident

Volgens het Amerikaanse Peace Corps wordt het overgrote deel van de vakantiegangers ofwel aan het begin danwel aan het einde van hun trip overvallen, aldus de statestieken. Schijnbaar is de doorsnee tourist het meest kwetsbaar aan het begin én aan het einde van zijn vakantie doordat de tourist in die fase in een soort ´euforische stemming´ verkeerd. Deze euforie maakt de tourist minder oplettend waardoor hij een gemakkelijkere prooi wordt voor hen die kwaadwillend zijn. Echter, wanneer je halverwege je reis in de loop van een pistool kijkt begin je jezelf toch af te vragen waar het Peace Corps in vredesnaam zijn informatie vandaan haalt.

Het noodlot -of onvermijdelijk lot van een toerist in Centraal Amerika- slaat toe wanneer we, zoals we vaker hebben gedaan, beginnen aan de 1 kilometer lange wandeling van de bioscoop terug naar het guesthouse. De beoogde film die wij wilde zien draaide niet waardoor we nog eerder aan de terugwandeling begonnen dan normaal, het is dan 20.30 in de avond. Op dit tijdstip is het donker in Centraal Amerika en begint het ´nachtelijk volk´ zijn intrede te doen op straat, het is echter nog niet het tijdstip waarop je beter binnen kan blijven of taxi´s moet nemen wanneer men zich verplaatst. Onwetend van het lot dat ons te wachten staat beginnen wij daarom al lopend aan de terugreis.

En dan, ergens halverwege, op het enige onverlichte stukje weg, zet ´het kwaad´ de achtervolging in. Wanneer hij dichtbij genoeg is tikt hij mij op de schouder en mompelt iets onverstaanbaars in het Spaans. Er vanuitgaande dat het weer een dronken zwerver was die een aalmoes wilde hebben wimpel ik hem in eerste instantie af, maar wanneer Susanne mij meldt dat hij een pistool in zijn handen heeft lijkt het mij ineens wijzer om toch ook maar te blijven staan. De overval overvalt mij.

In tegenstelling tot de beelden in mij hoofd, waarin een overval een chaotisch en beangstigend moment is, verloopt onze overval keurig volgens het boekje. Hij zwaait wat met zijn pistool, wij geven hem onze spullen en dan nemen we netjes afscheid en vervolgt ieder zijn eigen weg. Alhoewel, Susanne en ik blijven aanvankelijk nog eventjes wachten in de hoop dat de overvaller berouwvol terugkomt en onze spullen teruggeeft. Helaas, in plaats daarvan richt hij van een afstandje nogmaals het pistool op ons wat voor ons ´het startschot´ is om ook maar de terugweg te hervatten. In minder dan vijf minuten is onze avond verpest en is die van iemand anders een succes geworden.

Psychologisch gezien is een overval bijzonder intressant. Zo proberen wij, op de resterende terugweg, alvast een profielschets voor de politie samen te stellen. De overvaller van Susanne was een lange donkere man,circa 18 tot 25 jaar, brede schouders en kroeshaar. Mijn overvaller was daarintegen een kleine, beetje tengere, jongen met een wit petje op.
Onze beschrijvingen liepen dusdanig uiteens dat we het alleen eens konden worden dat het een donkere jongen met witte tanden betrof. Gegeven het feit dat half Centraal Amerika aan deze beschrijving voldeed bekroop ons het vermoeden dat deze lange of kleine jongeman, met of zonder baseball petje op, nooit bestraft zou worden voor zijn daden. Wat het beroven van toeristen tot een lucratieve en relatief veilige baan maakt.

Een ander intressant gegeven is dat de overval ons dusdanig overviel dat ik helemaal vergat om bang, paniekerig of juist heldhaftig te reageren. Waar ik daarentegen wel aan dacht, en wat ik ook gevraagd zou hebben wanneer mijn Spaans dat toe zou laten, was hoe ver het pistool kon schieten, of het niet vervelend was om de hele dag met een zwaar pistool rond te lopen, hoe duur kogels waren, waar je het pistool moet verstoppen als je een sportbroekje zonder zakken aan hebt en of ik het alstublieft eventjes zou mogen vasthouden. Mijn intresse voor ´gadgets´ maakt mij waarschijnlijk de ideale prooi voor hen die snel geld willen verdienen.

Eenmaal terug in het guesthouse kwam pas het besef; ik had zijn rechterarm moeten pakken en dat met een ´bokkenpootje´ en ´armlock´ op zijn rug moeten draaien terwijl Susanne zijn ogen aan het uitkrabben was. Helaas, in plaats daarvan zat de held op sokken met zijn vader aan de telefoon om de bankpas te blokkeren en te mokken dat hij de komende tijd de Pizza Hut niet meer kon betalen. Gelukkig heb ik de nachten daarna, in mijn slaap, nog velen malen wraak kunnen nemen op de overvaller met marteltechnieken die de CIA niet zou misstaan.

Anyway, we waren wederom én nog steeds in La Ceiba om te wachten op een pakketje dat Susanne online had besteld en naar het guesthouse had verstuurd. Echter de Hondurese Post is ´un poco tranquilo´ waardoor het langer wachten werd dan gepland. Toen wij twee dagen na de overval, voor de zoveelste maal, stampij begonnen te schoppen op het postkantoor was de baliemedewerkster dan eindelijk toch zo vriendelijk om een keertje te gaan kijken of ons pakketje er was. En voilá, met een dikke laag stof op de verpakking, bleek het pakketje dan toch eindelijk gearriveerd te zijn. Waarschijnlijk had het pakketje daar al dagen lang stof lopen verzamelen en had het ons een overval gescheeld als de baliemedewerkster iets eerder bereid was geweest om in het archief te checken of het pakketje was gearriveerd. Gelukkig won de opluchting het van de irritatie (ja, na een overval richt je de verlate woede op iedereen af) zodat we diezelfde dag nog aangifte konden doen.

Vanaf het postkantoor was het een hete en stoffige wandeling naar het politiebureau. Het zweet stond ons bij aankomst dan ook dik op de rug, niet vanwege de hitte maar vanwege de stress hoe we in vredesnaam twee compleet verschillende overval-ervaringen tot één aangifte moesten omvormen. Het antwoord hierop werd, na een paar uur wachten in de wachtkamer, voor ons voeten geworpen. De agente die onze aangifte opnam had namelijk geen enkele interesse in een beschrijving van de dader, onze ervaring of úberhaupt in iets dat de politie naar de dader zou kunnen leiden. In plaats daarvan werd er een samenvatting van onze samenvatting op papier gezet en stonden wij binnen mum van tijd weer buiten in de hitte. Een andere droom, waarin de politie op televisie met behulp van wattenstaafjes elke dader kan vinden, viel in duigen. Waarschijnlijk had de agente al dusdanig veel aangiftes van ´rugzaktouristen´ opgenomen om te weten dat onze profielschets hen evenmin naar de dader zou leiden als een onderzoek met wattenstaafjes.

En zo geschiedde onze eerste overval. Achteraf gezien zijn we blij dat we niet heldhaftig hebben gereageerd, wie weet waar een dergelijk type toe in staat is. Trouwens de ´buit´ was niet dusdanig dat één van ons beide wilde testen of het pistool niet van plastic was. Enigszins opgelucht en zo spoedig mogelijk na de aankomst van het pakketje van Susanne haastte we ons daarom naar de grens met Nicaragua. Een nieuw land en nieuwe start, maar niet voordat de douanebeambte ons weer eens moest beroven van onze laaste dollars!

Hasta Luego

Op bezoek bij Ariël en Botje

De veerboot naar Utila ziet er degelijk uit en doet me niet denken aan het kleine lancha motorbootje waarmee we van Belize naar Guatemala zijn overgestoken en die nog in mijn nachtmerries voorkomt. Little did we know dat we dit tochtje niet zozeer bang voor ons leven zouden zijn, als wel kotsmisselijk. De 30 km tussen La Ceiba en Utila ziet er niet eens zo wild uit, maar de veerboot heeft er duidelijk moeite mee op z´n twee drijvers. Wij zagen de verloop van dit ritje al een beetje aankomen waardoor we toch maar bij het raam gingen staan om de horizon nog te kunnen zien. De andere passagiers vonden ons duidelijk aanstellers, maar wel niet-kotsende aanstellers, zo zou blijken. Dit in tegenstelling tot de helft van de mensen aan boord, die het na 50min. echt niet meer trokken en een paar kilometers voor de haven snel het ¨plastic- zakjes mannetje¨ om hulp vragen. Als iemand een baan heeft om plastic zakjes op een boot uit te delen, dan zegt dat natuurlijk eigenlijk al genoeg.

Tussen de kotsende menigte door ontmoetten we Libby, een Engelse die een Diveshop runt op Utila. En ze heeft veel collega´s op het eiland.. Er zijn zoveel Diveshops, dat het naar mijn idee een nadeel begint te worden dat je zoveel keuze hebt. Er wordt letterlijk om je gestreden, als proppers op een disco-strip in Chersonissos strijden om vakantiegangers. Maar goed, Libby heeft een leuk verhaal dus we gaan in elk geval kijken bij haar Deep Blue Divers. Daarna maken we nog even een kort rondje, het is midden op de dag en ontzettend heet wat je wel dwingt om snél een keuze te maken en klaar met het gedoe te zijn. Wanneer we 1,2,3 niks zien wat heel veel gaver lijkt te zijn, schrijven ons in bij Deep Blue Divers, gewoon omdat het ons gaaf genoeg lijkt.

Schrijven ons in? Wat er tussen het aanmeren van de boot en het inschrijven is misgegaan weet ik niet helemaal maar ik had absoluut niet de intentie om te gaan duiken, wat in mijn gedachten niet gelijk staat aan ¨fun¨. Niet alleen door een bescheiden open water- angst, de nodige fobie voor haaien als ook het feit dat het hele ¨onder water ademen¨ me gewoon geen natuurlijk, goed idée lijkt. Maar goed, ergens in de procedure is er iets mis gegaan, dat is duidelijk, waarschijnlijk toen ze me verleidden met ¨IT´S SOOOO MUCH FUNNNNN!!¨. Right… dat zullen we nog wel eens zien!

Gjalt heeft de eer om de volgende morgen om 7u ´s ochtends te verzamelen voor een van zijn 1e fundives hier. Ook hier vraag ik me af waar het element ¨fun¨ op zou moeten slaan maar mij is meer slaap gegund en ik draai me nog eens om.

Die week doe ik de zogenaamde ¨Open Water¨ Padi cursus, inclusief promo en marketingsmateriaal ¨dat duikers statistisch gezien gewoon meer plezier in het leven hebben¨.. Mag ik een teiltje? Je zou bijna gaan twijfelen over de inhoud van die hele cursus. Deze duikschool kiest ervoor om alle theorie in één dag te proppen waardoor ik met Fransoos Will en de Zweden Rasmus en Valdemar achter een tv´tje eindig en het me na die dag een beetje duizelt over BCD´s, wel of niet je adem inhouden en pre dive safety checks.

Gelukkig komt Gjalt enthousiast terug van zijn duiken, o.a. naar een wrak. Als hij vertelt hoe mooi, geweldig en special het was hou ik me maar voor dat ik aan het einde van de cursus ook zo´n fanaat ben.

Naast de paar uur duiken of les per dag hebben we zeeën van tijd over, waardoor we vaak op de pier, in de hangmat eindigen met een biertje of twee bij een ondergaande zon. Niet slecht.

Wat wel slecht is, is ons zelf opgelegde dieet. Utila is iets duurder dan het vasteland, zoals bij veel eilanden. Omdat de Diveshop waar we verblijven over een grote keuken beschikt was het dan ook tijd om weer eens te koken. Maar helaas kun je het weinig koken noemen, meer ´opwarmen´. We zijn de tel kwijt geraakt hoevaak we nu al Mac ´n Cheese hebben gegeten, wat waarschijnlijk maar beter is zodat we niet precies weten hoeveel we van dat chemische spul binnen hebben gekregen.

De dagen hierna gaat Gjalt elke dag op stap voor een paar duiken, en oefen ik met m´n Franse en Zweedse vrienden in water van 4m. diep bij de pier. Ondertussen heeft ook de Duitse Sylvana zich bij ons aangesloten. De Zweden zijn blijkbaar al iets te lang in Centraal Amerika en doen alle oefeningen mega tranquilo, zodat onze instructeur Paco er nog een instructrice, Zoë, bij haalt zodat we ook echt over een paar dagen klaar zijn met de cursus. Are we that bad?

Hoewel de oefeningen me slapeloze nachten hebben bezorgd ( ik heb nog nachtmerries over ¨de tank dichtdraaien¨ en ¨masker afdoen¨), begin ik het stiekem toch een beetje leuk te vinden. Vooral wanneer we naar het rif gaan en ook een duik doen zónder al te veel oefeningen. Met je mask op is het toch prettiger onderwater. Samen met buddy Will gaan we door de ¨Bruce-Willis-Ruins-All-Films¨ safety check en plonzen we in het water. Gjalt zit op dezelfde boot maar omdat wij zo mega traag zijn ligt hij al 10 minuten in het water en is al op zoek naar tropische vissen. Het hangt een beetje af van de duikplek maar er is hier zeker veel te zien bij het rif. Veel vissen in alle soorten en maten en kleuren. Ik kan alleen niet zeggen dat het specialer was dan het snorkelen bij het Belize Barrier Reef. Zie je, eigenlijk is er dus geen noodzaak om te duiken ipv snorkelen! ; )

Als mijn groepje na een paar dagen alle oefeningen genoeg gedaan heeft en de test gemaakt (whoehoe surprise surprise I made it..), zijn we Open Water Divers, schijnt. Dat mogen we testen met een paar fundives, dit keer met Gjalt als m´n buddy, dat wordt lachen natuurlijk.

De Divemaster die de duik leidde had geen idée wat ze had kunnen verwachten.. Vanaf het moment dat we in het water waren was het chaos. De Zweden bleven niet bij elkaar en Rasmus was vergeten z´n regulator in te doen voor hij naar beneden ging… redelijk crucial puntje! De redelijk sterke stroming aan het oppervlakte maakt het er ook niet beter op waardoor wij vanaf beneden, de Zweden onderaan het oppervlakte steeds verder uit elkaar zagen drijven.. Na 10 min. leek de groep bij elkaar geraapt en konden we eindelijk beginnen. Omdat Gjalt en ik achteraan zaten hadden we perfect uitzicht op de Zweden, die dan weer 5 meter omhoog schoten en dan weer naar beneden zakten.

Nou hoef ik mezelf niet op een video terug te zien om te weten dat ik me niet als een pro, vloeiend en gratieus door het water beweeg. Daarnaast mag zo´n wetsuit allerlei functies hebben, erg flateus is het niet. Wanneer ik me tijdens het duiken opeens realiseer dat ik 18 m. onder water ben is het soms maar een close-call dat ik niet –toch- in paniek raak en om me heen begin te spartelen. Oftewel, ik weet dat ik nog veel te leren heb wat betreft moves!

Maar de Zweden bewogen zich in plaats van horizontaal, helemaal verticaal en leken meer fiets bewegingen te maken waardoor ze niet zozeer vooruit kwamen maar omhoog en omlaag door het water schoten. Ze leken overal te zijn behalve waar de bedoeling was zeg maar. Gjalt´s imitaties hiervan zijn hilarisch..Misschien kun je je voorstellen dat dit het tempo niet echt bevorderde waardoor we relatief kort onder water waren maar het zorgde er wel voor dat ik die PADI onzin eindelijk geloofde: Diving IS fun!!

Dat we ook nog een grote Spotted Eagle Ray –rog- van dichtbij zagen hielp er wellicht ook aan bij. Op de bootrit terug naar de diveshop springen de dolfijnen uit het water naast ons. Toen vroeg ik me af, ben ik nou stiekem –overnight- net zo´n fanaat geworden?

Hasta Luego!

Ps. Volgende keer zullen we écht over HET ¨La Ceiba¨ incident vertellen!!

Het leed dat taxichauffeurs heet......

Onbekend met omgangsvormen, lichaamshouding, rituelen, financieen etc, elke grensovergang brengt ons terug naar onze allereerste dag op de middelbareschool. Net als toen voelen wij ons nu weer even nietig wanneer we ´nieuw terratorium´ betreden. We proberen nog wel iets uit te stralen als ´Don´t F*uck with me´ maar de aasgieren ruiken onze onzekerheid al op mijlen afstand. Evenals de grote, gemene pesters op de middelbareschool zijn de taxichauffeurs genadeloos en zijn wij object van hun vermaak.

Onze relatie met taxichauffeurs is het beste te vergelijken met die van een celebrity tot de paparazzi. Ze zijn beide een noodzakelijk kwaad om verder te komen maar ook zeer willig om leugens en onwaarheden te verkopen. Elk busstation, grensovergang of stadscentrum voelt daardoor aan alsof wij wereldsterren zijn die de rode loper van de Oscar Awards opstappen. Rijen dik staat men ons op te wachten, klaar om te profiteren van het onnozele rijkdom.

Bij het betreden de rode loper wordt er van alle kanten aan je getrokken, men duwt, probeert jou je backpack te ontfustelen, verblind je met flyers en andere troep etc. De overdaad aan chaos is overweldigend en maakt dat je rechtsomkeer wilt maken naar de veiligheid van de bus. Helaas, die route wordt afgesloten door de amokmakers. Er rest je geen andere keuze dan je krampachtig aan je tas vast te klampen en je een weg door de chaos heen te roeien.

Mocht je bijzonder standvastig blijken te zijn en de relatieve rust aan de achterzijde van de taxichauffeurgroep weten te bereiken, dan heb je een kans! ´Divide et impera´ oftewel verdeel en heers is je enige mogelijkheid op een eerlijke ritprijs of antwoord op je vraag over openbaar vervoer. Het is de kunst om de groep taxichauffeurs, door toedoen van veelvuldig heen en weer lopen en je tweetal op te splisten, uiteen te trekken. Daarna is het zaak om de zwakste van de kudde te spotten (dit zijn vaak de eenlingen aan de buitenzijde van de kudde) en hem snel je vraag of wens voorleggen. Haast is hierbij geboden anders geef je de groep de mogelijkheid om zich te hergroeperen en zich massaal boven op je te storten (dan is je kans definitief vergeven).

De eerlijkheid gebied mij te zeggen dat de kans om al deze stappen succesvol te doorlopen uiterst gering is. Daarom is het soms noodzakelijk om je over te geven aan de list en bedrog van taxichauffeurs, al is het alleen maar om kostbare tijd en energie te besparen. Daarna is het wel zaak om vurig te hopen dat er een aparte ´hemel´ bestaat voor taxichauffeurs!

Anyway, wij hebben geluk en weten op de grens met Honduras een directe bus naar Copan te vinden. Bij aankomst in Copan zijn we dusdanig afgepeigers door het ruzieen en onderhandelen met taxi´s dat we schikken voor het eerste guesthouse dat we aandoen. Dat we spijt krijgen van onze beslissing wordt vrij snel na het inchecken duidelijk. Het regime in het guesthouse heeft veel weg van Guantánamo Bay. Er is een avondklok, verbod op alcohol en douchewater is op de bon, het enige dat lijkt te ontbreken is een verplicht uurtje bijbel lezen per dag.

Gelukkig zijn wij inmiddels gewent aan de afwezigheid van enige vorm van luxe zodat we ons volledig kunnen focussen op onze missie in Copan. Wij zijn namelijk naar Copan afgereisd om voor eens en altijd af te rekenen met Maya tempelcomplexen. De overdaad aan bezochtte tempelcomplexen maakt dat we inmiddels zelf lijden aan een complex van tempels. Helaas is Copan een grootheid onder de tempelcomplexen en de enige die nog ontbreekt op ons lijstje, zodat we ons verplicht voelen om ook dit laaste beetje historie tot ons te nemen.

Ondanks een frisse tegenzin en gebrek aan enthousiasme stappen wij de volgende ochtend in stevige pas af op de ruines van Copan. Bij aankomst bij het complex wordt ons vriendelijk verzocht om de equivalent van 14 ontbijtjes te betalen als entreeprijs. Het gebrekkige enthousiasme wordt hiermee nog verder op de proefgesteld en bijna maken we rechtsomkeer. Echter, gewetenswroeging maakt dat we de broekriem 14 ontbijtjes verder aantreken en zodoende staan wij vijftien minuten later toch nog bovenop een eeuwenoude Maya-tempel. Het regenwoud komt langzaam aan tot leven en vult de stilte met indrukwekkende geluiden, de zon hangt laag boven de tempels en werpt lange, trage schaduwen op de grond. Met een grote glimlach op ons gezicht nemen wij dit schouwspel waar, niet omdat we zo vreselijk onder de indruk zijn maar omdat we eindelijk verlost zijn van de gewetenswroeging die ons telkens deed besluiten om al die Maya tempels te bezoeken.

Na Copan besluiten wij ´wild´ te gaan doen en de ´Route Lenka¨ te volgen, welke minder gebruikelijk is onder de reizigers in Midden Amerika. Zodoende worden een aantal bergdorpjes rondom- of direct aan het Lago de Yojoa aan onze reisbestemming toegevoegd.
Helaas wordt deze ´originaliteit´ niet beloond. Direct na vertrek uit Copan belanden wij in een tropische regenstorm die ons gedurende onze route (tot aan La Ceiba) zal blijven achtervolgen.

De eerste stop van de Routa Lenka is het bergdorp Gracias a Dios (met dank aan god). De naam van het dorp is een verwijzing naar de dankbaarheid van de inwoners voor deze goddelijke plek onder de zon. Wij treffen echter stoffige verlaten straatjes die worden schoongeveegd door de onophoudelijke regenstroom. Wanneer het ook nog eens nagenoeg onmogelijk blijkt te zijn om een geschikt guesthouse en maaltijd te vinden vragen wij ons af of de dorpelingen niet perongeluk de ´verkeerde´ god vereren.

Het gebrek aan voedsel, warmte en zonnenschijn dwingt ons om , eerder dan gepland, verder te reizen langs de Routa Lenka. Zodoende leggen we de Routa Lenka in versneld tempo af en reizen wij in één keer door naar Peña Blanco. Peña Blanca ligt direct aan het Lago de Yojoa en heeft een grote aantrekkingskracht op vogelaars en natuurliefhebbers. Eénmaal aangekomen in Peña Blanca vinden wij onderdak bij een kleine bierbrouwerij die tevens dienst doet als guesthouse. De brouwerij lijkt een klein stukje paradijs op aarde totdat we de menukaart krijgen voorgeschoteld. Eén klein, lullig, zelfgebrouwen biertje kost hier evenveel als een biertje op een terras onder de eiffeltoren. Wanneer men ook nog een klein kapitaal rekent voor een kamer die stinkt naar schimmel en die is doortrokken van vocht beseffen wij dat we de Routa Lenka misschien maar moeten toevoegen aan de categorie ´minder goede ideeen´.

Wanneer het na een nacht schimmelen nog steeds regent besluiten wij het hele circus weer in te pakken en verder te reizen naar Tela, een Garifuna dopje aan de noord kust van Honduras. Gedurende de hele busreis houdt de regen ons gezelschap en doet deze ons heimelijk terug verlangen naar de warmte en droogte van China. Gelukkig heeft de kuststrook, waar Tela deel van uit maakt, een ander klimaat dan het binnenland. Zodoende belanden we van de regen in de drup en komen wij terecht in een tropische storm die schepen enkele dagen zal verhinderen om uit te varen. Het regent hier zo hard dat wij, onze backpacks en de inhoud daarvan geheel doorweekt zijn wannneer we eindelijk een guesthouse vinden. Het guesthouse is verlaten (evenals de rest van Tela) maar heeft een airconditiong en een televisie met Engels/Amerikaanse kanalen. Gedurende een aantal dagen worden wij, door de regen, gedwongen om binnen te blijven en zijn wij verhinderd om verder te reizen. We doden de tijd met filmkijken en gokken aan aan welk voedsel de ander denkt. Voor het eerst verlangen wij een klein beetje terug naar Nederland.

Dat gevoel houdt gelukkig niet lang aan want na een aantal dagen begint de zon achter de wolken door te breken. Snel pakken wij onze backpack en begeven wij ons naar het busstation om een bus naar La Ceiba te bemachtigen. Deze bus staat geduldig op ons te wachten en brengt ons binnen een paar uur naar La Ceiba.

Evenals Tela, is La Ceiba een stadje aan de noordelijke kuststrook van Honduras. In het verleden deed deze derde stad van Honduras dienst als haven voor de United Fruit Company, iets waarvan je de sporen (letterlijk) nog steeds kunt terugvinden. De United Fruit Company (een Amerikaans bedrijf) heeft tot halverwege de vorige eeuw vuile politieke spelletjes in Honduras gespeeld waardoor Honduras (en andere landen in Latijns Amerika) de reputatie van ´Bananen Republiek´ heeft gekregen. Gesteund door de CIA heeft de United Fruit Company de Hondurese politiek kunnen ontwrichten (en beinvloeden), de locale bevolking kunnen uitbuiten en het land kunnen beletten om zichzelf te organiseren.
De spoorbanen waarmee het goedkoop geproduceerde fruit vanuit het achterland naar de havens in La Ceiba werd vervoerd liggen er nog steeds en zijn en stille getuige van de destructieve bemoeienis van de USA.

Gelukkig toont La Ceiba ook tekenen van herstel. Zo heeft La Ceiba inmiddels een modern winkelcentrum waar airconditiong haar bezoekers koel houdt en de bevolking de mogelijkheid geeft om naar de film en Pizza Hut te gaan. Het is dan ook niet geheel onbegrijpelijk dat wij, na de ontberingen van de afgelopen tijd, veelvuldig in dit winkelcentrum te vinden zijn. De ontberingen van het backpackers bestaan leggen we tijdelijk naast ons neer en wij laden onze batterijen op door veelvuldig gebruik te maken van de bioscoop en de Pizza Hut.

Dat dit lui- lekkerleventje op brute wijze zal worden verstoord zul je in het volgende verhaal lezen!

Hasta Luego!

Paniek in de Golf van Honduras

Wanneer we in de zeikende regen, gehuld in onze hippe poncho’s, voor het ferry gebouwtje in Punta Gorda staan, kan ik niet anders dan even aan de hoogtepunten van Belize te denken. Uiteraard omvatten deze momenten zonneschijn ipv regen en gaat het van het ontdekken van de onderwaterwereld bij het 2e grootste rif ter wereld op Cay Caulker, tot uren in de chickenbus rijden langs mega grote stukken jungle en onderweg maar een paar huizen tegen te komen. Het is bizar dat dit land, dat groter is dan Wales, maar zo’n 300 000 inwoners heeft. En dat zie je, of eigenlijk, dat zie je dus niet. Want wanneer je met de bus door het land reist merk je meteen hoeveel ongerepte plekjes dit land nog heeft, en wil je echt zeker zijn dat je mensen tegen komt, dan moet je naar de paar stadjes die Belize telt.

Hoewel het eigenlijk DE reden was om naar Maya Center te gaan, heeft Gjalt het achterwege gelaten. De populatie jaguars is hier (schijnbaar) 3 x zo groot als de hoeveelheid mensen die in het dorpje leven, wat niet meer dan 3 huizen telt. Van de 700 jaguars in Belize zouden er hier zo’n 70 zitten. Die wilden we, in eerste instantie, wel eens zien! Tijdens het hiken hebben we daar uiteraard nog niet eens een glimp van opgevangen maar van de ranger van het park die ons een lift gaf, begrijpen we dat je meer kans hebt ze op de dirtroad te zien lopen die van ons hostel naar het park leidt. Jaguar Spitsuur is rond 8am en 5pm en wanneer we ook dan geen Mister Jaguar zien ontstaat het geniale idee om ‘s nachts op pad te gaan. De weg gaat vanaf ons hostel meteen langs jungle en velden en het is pikdonker. Naarmate we iets verder van het dorpje vandaan zijn horen we overal geluiden vandaan komen en wanneer Gjalt onze enige lichtbron uitdraait zien we geen hand voor ogen. Met het lichtje weer aan schijnen we over de jungle en wanneer ik een paar ogen zie oplichten bedenk ik me hoe “ leuk” ik dit eigenlijk vind en vraag ik me af waarom ik dacht dat ik een jaguar zou willen tegenkomen in het pikkedonker op een verlaten zandweggetje in the middle of nowhere. Uiteraard wilt Gjalt alleen maar verder en verder de jungle in lopen en moet ik hem bijna smeken “ of we alsjeblieft niet terug kunnen gaan”. So far for being a brave worldtraveler ;)

Hoe dan ook, wanneer we op het punt staan Belize te verlaten ben ik er van overtuigd dat dít mijn persoonlijke dieptepuntje was in Belize. Helaas zat ik er naast.

Eerst wil de dienstdoende douanebeambte van die dag natuurlijk geld van ons. Ok prima, de prijzen in Belize liggen vrij hoog dus dat het ook duur(der) is om het land te verlaten hadden we al verwacht. Dit keer krijgen we wel een bonnetje dus er is niet aan te ontkomen om de 20$ pp te dokken. Wanneer we ook voor de ferry 25$ mogen ophoesten bedenk ik me dat we toch geen keuze hebben, we willen naar Guatemala, vandaag, and this is our only option.

Als ik had geweten wat ons te wachten stond had ik het waarschijnlijk nooit gedaan. In plaats van een behoorlijk veerbootje mochten we met 10 man in een lancha stappen, een soort sloep met een motor wat dienst doet als soort van speedboot. Ideal vervoersmiddel natuurlijk om de Golf van Honduras even mee over te steken in een storm. Het plenste nog steeds enorm en toen we eenmaal de zee op waren begon het te waaien waardoor er geen ontkomen meer was om niet volledig doorweekt te worden, ondanks poncho en dekzeil. Het bootje schoot maar omhoog en plofte weer kneiter hard neer op de golven en kantelde daarbij zoveel naar de zijkant dat ik gewoon zéker was dat dit het was en we nú zouden omslaan. Zou ik dan terug naar Belize moeten zwemmen of naar Guatemala? Waar is Guatemala überhaupt? Ik heb nog nooit 1,5u zo langzaam voorbij zien gaan als toen. Kort samengevat: volgens Gjalt was er natuurlijk niks aan de hand (behalve toen hij zei “ o nu wordt het interessant” en dit pas écht voor paniek bij mij zorgde) en ik kuste bijna de grond toen we eindelijk in Puerto Barrios in Guatemala aankwamen.

Gelukkig hoefde we bij het plaatselijke douanekantoortje dit keer niks te betalen, Gjalt had de portomonee in zijn zak tijdens het bootritje en al ons geld was drijfnat, net als wij en de rest van onze spullen.

Omdat Puerto Barrios een gat van niks is moesten we wéér met een lancha..Dit keer korter en langs de kust wat het een stuk draaglijker maakte.

Aangekomen in Livingston besloten we hier maar een nachtje te blijven, samen met onze drie lotgenoten van DE bootrit, 2 Franstalige Canadese meiden en een Fransoos met über accent. Livingston is een echt “ Garifuna” stadje in Guatemala en lijkt eigenlijk niet zo op de rest van het land. Er zijn hier ook nog redelijk wat mensen die Engels spreken, vaak zijn het de Garifuna (afstammelingen van gevluchte slaven St. Vincent) die Engels ook in hun eigen Creoolse taal verwerkt hebben. Wanneer je van een boot afstapt zijn er altijd 15 man die je willen “ helpen” naar hét hostel uit de LP te gaan en 9 van de 10 keer eindig je ‘toch niet’ in dit hostel. Zo eindigden wij met onze Frans sprekende vrienden in African Palace Hotel, een bizar Marokkaans achtig hotel in vergane glorie. ‘s Avonds blijkt dat onze Franstalige vrienden bijzonder goed zijn in hun Nederlandse uitspraak bij nog meer kwartet en beseffen wij, dat kwartet inderdaad veel minder lame is als wanneer je het met z’n tweeën speelt.

De volgende dag nemen we voor de verandering weer een boot, dit keer over een rivier die uitmondt in zee bij Livingston. Wij doen de reverse trip, naar Rio Dulce. De tocht doet een beetje denken aan Cañon del Sumidero in Mexico. Overal vliegen pelikanen of ze zitten gezellig in groepjes in bomen aan de rand van de oever. De jungle die we al vanuit Puerto Barrios en Livingston tot de rand van de zee zagen lopen, is hier helemaal goed te zien. Pluspuntje is ook dat het ondertussen niet meer regent waardoor we een keer niet zeiknat in een lancha worden. Wanneer de rivier uitkomt op een meertje snellen er van alle kanten kleine meisjes in houten kano’s naar ons toe, haken zich vast aan de boot en Meisje 1 probeert de gebruikelijke prullaria te verkopen terwijl Meisje 2 achterin de kano verwoede pogingen doet het water uit de kano te houden met een afgeknipte cola fles. Ik heb niet de illusie dat ze hier überhaupt een woord hebben voor “ leerplicht” maar het is wel aandoenlijk om die meisjes zo bezig te zien. Als ze niet voornamelijk van die mega onhandige gigantische schelpen hadden verkocht hadden ze me misschien nog kunnen overhalen..

Na nog een korte stop bij een natural hotspring (oewf die ei lucht blijft niet te harden) komen we aan in Rio Dulce. Meteen worden we besprongen door “ hostel proppers” en of je dan even NU wilt beslissen waar je wilt verblijven – zonder het gezien te hebben uiteraard-.

We zijn ondertussen nog steeds met de Canadese meiden en zijn de Fransoos onderweg kwijtgeraakt. We besluiten naar El Kangaroo te gaan, yup een hostel gerund door een Aussie, dat klinkt als een full proof plan! Dat blijkt het ook meer dan te zijn, hoewel we een van de enige gasten zijn is de ligging (aan het meer) en het hostel zo relaxt, hier waren we echt aan toe. Mr. Aussie heeft de hele houten toko zelf gebouwd en het is het soort huis dat iedereen hoopt ooit te kunnen kopen in het buitenland. Eindelijk kunnen de ondermaatse Belikin biertjes (Belize) ingeruild worden voor Dorado Ice & Victoria én kunnen we eindelijk al onze kleren wassen. Waar een mens al niet van opknapt. We relaxen, proberen de jacuzzi uit en de Aussie Burger, welke onbeschrijfelijk is (we dromen er nog van). In een moment van verstandsverbijstering besluiten we de kano uit te proberen..Nou zou je denken dat al maandenlang op elkaars lip zitten een relatie redelijk test, bij ons blijkt kanoën uiterst kritiek te zijn! (Terwijl we een tijdje terug nog soepel de Lesse af gingen.. misschien is een combinatie van kano & bier beter). Naar mijn idee had het meer te maken met het feit dat de kano lek was en ie aan de achterkant redelijk vol begon te lopen, Gjalt die voorin zat zei dat er uiteraard “ geen probleem” was. Toch vreemd dat we steeds dieper in het water kwamen te liggen.. Toen hij even omkeek “ was het toch misschien beter tijd om terug te gaan”, AHA! : )

Met de Canadese meiden hebben we nog een trip gemaakt naar warme watervallen in de buurt, volgens de locals “ de enige warme waterval ter wereld” maar dat soort uitspraken nemen we ondertussen al niet meer al te serieus. Toch was het erg speciaal en super relaxt, net alsof je zolang als je wilt een warme douche kan nemen. En aangezien er in Guatemala niet zo iets bestaat als een echt werkende “ Agua Caliente” douche, was het een fijne afwisseling.

Net als veel anderen hadden we Rio Dulce bijna overgeslagen, maar gelukkig hebben we dit mooie stukje natuur toch nog gezien. We waren er graag langer gebleven maar onze Quetzals raakten op waardoor het tijd werd om nu echt afscheid te nemen van Guatemala, misschien wel het meest interessante en leukste land dat we, tot nu toe, op deze trip hebben bezocht.

Mr. Aussie legde ons uit dat we 3x moesten overstappen om in Honduras te komen en hoewel we daar al tegen op keken bleek die calculatie nog mee te vallen. Wanneer we in een busje van punt B naar punt C dachten te gaan werden we er halverwege uit geduwd en werden onze spullen alweer door andere gastjes van het dak gehaald en in een ander busje geduwd terwijl wij ons nog afvroegen waar we in vredesnaam naar toe gingen. Dit herhaalde zich een X aantal keer en na in totaal in 10 verschillende busjes te hebben gezeten, een paar keer in de verkeerde busje te hebben gezeten en er al half rijdend uit gesprongen te zijn (waarom je tegen ons zou zeggen dat je bus naar punt Y gaat en vervolgens daar niet heen gaan blijft mij een raadsel..), kwam daar de grens met Honduras in zicht. En, natuurlijk, weer een douanebeamte.

Hasta luego!

You Better Belize It!!!

Naar aanleiding van eigen ervaringen durf ik te stellen dat ‘de backpacker' in zijn eigen habitat (de wereld) drie natuurlijke vijanden heeft: douanebeambten, taxichaffeurs en computers. Het leven van een rugzaktoerist zou een stuk aangenamer zijn wanneer hij zijn vijanden zou kunnen ontlopen maar net zoals elders in de natuur is het soms een noodzakelijk kwaad om je bloot te stellen aan gevaar om te overleven.

Ik weet niet of er een internationale commissie is die verantwoordelijk is voor het werelwijd aanstellen van douanebeambten maar feit is dat er wereldwijd een sterke gelijkenis is tussen de dounebeambten. Zo zijn het hoofzakelijk mannen van middelbare leeftijd met serieuze snor die grappen niet kunnen waarderen en die een ochtenhumeur hebben die tot aan bedtijd duurt. Daarboven op komt dat ze stelselmatig maling hebben aan hun eigen beroepsetiketten, het woord dienstverlening niet kennen en eigen ‘counter' en visa-stempel als product van hun eigen commerciele eenmanszaak beschouwen. Uiteraard is de grensovergang met Belize hier geen uitzondering op!

Op de grensovergang met Belize gaat het mis aan de Guatemalese zijde. De dienstdoende douanebeambte (met snor) ontvangt mij met een blik die de beeltenis van Beatrix op de postzegel opeens doet stralen. Het is direct duidelijk dat deze beambte geen zin heeft in mijn misplaatste grappen en dus leg ik mijn paspoort zonder iets te zeggen op de counter. De snor staart vervolgens naar mijn paspoort alsof ik hem vraag om een verstopte Chineze toilet te schrobben. Desondanks pakt hij het document op en ramt de gewenste ‘exit-stamp' naast de ‘entree-stamp'.Missie geslaagd, althans zo lijkt het! Bij het retouneren van het document blijkt dat de beambte ineens een stevige commissie rekent voor wat een gratis dienstverlening zou moeten zijn. Ik kijk hem glazig aan en vertel hem dat ik mijn laatste Guatemalteekse geld heb verspild aan alcohol maar dat ik hem wel een twee dagen oude pannenkoek uit mijn backpack kan aanbieden. De dounebeambte hapt niet en verstevigd zijn grip op mijn vrij essentiele stukje papier. Aangezien omkopen niet werkt probeer ik een tweede techniek, het boze oog. Mijn boze oog slaat stuk op een grimas die in American Psycho direct de hoofdrol zou krijgen. Kwaad omdat ik mij niet wil laten afzetten door een zoveelste corrupte snor hoor ik mij, geheel tot eigen schrik, roepen dat ik een geprinte bon wil van het bedrag dat ik hem moet betalen en dat ik anders mijn ambassade zal bellen. Schijnbaar schrikt de dounebeambte nog meer dan ik en geeft mij mijn paspoort, met veel Spaans gemompel, terug. De ´fee´ hoeven Susanne en ik niet te betalen maar het stelletje dat achter ons in de rij staat moet ´gewoon´ weer betalen.

Na het debacel aan de grens is onze eerste stop in Belize op Caye Caulker. Dit eilandje is èèn van de vele `Caye`s` die Belize in een Amerikaanse top-toeristenbestemming hebben omgetoverd. Madonna`s hit La Isla Bonita is gebasseerd op èèn van deze eilanden vlak voor de kust van Belize. Ik kan Madonna of het Amerikaans massa-toerisme geen ongelijk geven. Caye Caulker, met zijn mangrove bos, azuur blauwe zee en witte strand is een eiland dat uit een plaatsjesboek gescheurd zou kunnen zijn.

Veel is er niet te doen op het eiland. Het tempo op het eiland wordt hoofzakelijk bepaald door de lokale Garifuna cultuur (afstammelingen van gevluchte slaven van St. Vincent) en om het netjes uit te drukken ´dat tempo ligt niet zo hoog´. Opstaan, uitrekken, biertje drinken, zwemmen, biertje drinken enz, je wordt bijna moe van al het niets doen. Desondanks vermaken wij ons uitstekend en passen ons zeer graag aan de lokale levenstijl aan. Om toch nog enigzins onderscheid in de dagen te maken onderbreken wij de routine door een dag te gaan snorkelen en duiken. Susanne die nog geen duikbrevet heeft, test haar zeebenen op een idyllyische zeilboot die haar langs de eilanden brengt. Onderweg wordt er af en toe gestopt om te snorkelen boven koraalrif of om te zwemmen met haaien en roggen. Het kan niet anders dan aan de aanwezige alcohol hebben gelegen dat dat laatste geen bezwaar heeft gevormd voor Susanne om het water in te gaan. Vol verhalen, met een iets wat overstrekte glimlach en een sterk verminderde motoriek krijg ik voorgeschoteld hoe lekker haar fish-steak was geweest en hoe vreselijk veel beesten zij wel niet gezien heeft.

Zelf ben ik die dag gaan duiken bij de Blue Hole. De` Blue Hole` is een zeer bekende duikplek die wordt belicht in de documantaires van Jaques Cousteau en die veelvuldig dienst doet als marketingtool op de toersitenposters van Belize. De Blue Hole is een perfect ronde onderwater grot (cenote) met enorme stalagmieten waar hamerhaaien de dienst uitmaken. Hier duiken had een enorm spectakel moeten worden maar een binnen waaiende orkaan gooide enigszin roet in het eten. Acht meter hoge golven beuken continue op het weerloze duikbootje en slaan uiteindelijk het zijdeurtje uit de boot. Elke golf vult het bootje met water en slingert bemanning en crew over het dek. Het duurt dan ook niet lang voordat een flink deel van de bemanning de vissen `Rice & Beans` van de avond te voren voert. Wanneer het ook nog eens onophoudelijk begint te regen en de wind verder toeneemt is de catastrofe compleet. Wat een hoogtepunt had moeten zijn eindigd in een kleine ramp maar er is wel gedoken met dolfijnen wat dan weer een hoop goed maakt.

Omdat Belize onze verwachtingen overtreft besluiten we na Caye Caulker een aantal extra stops in Belize in te gelasten. Zo belanden wij in het nauwelijks toerisitische Maya Center dat grenst aan het natuurreservaat Cockscomb. Dit dorpje, midden in de outback van Belize, is bekend vanwege zijn tropische regenwoud en populatie jaguars. We zijn hierheen gekomen om `Wildlife` te spotten. Bepakt en onbezakt in tropenkostuum trekken wij er de dag daarna dan ook op uit. Het is alleen niet onze stijl om beslagen ten ijs te komen (zover dat uberhaupt kan in de tropen) waardoor een aantal primaire tropische levensbehoeften ontbreken. Zodoende lijden wij honger en dorst en worden we opgegeten door muskieten en andere insekten omdat onze repellent bij aankomst op bleek te zijn. Tijdens het `hiken` worden we getrakteerd op mieren, termieten , muskieten, een kalkoen en een onverweldigende afwezigheid van wildlife. Teleurgesteld liften we daarom aan het einde van de dag met een Amerikaans gezin terug naar ons guesthouse.

Het guesthouse compenseerd waar Cockscomb te kort schoot. Net na zonsondergang zitten wij in de kantine nog na te zweten wanneer er net naast Susanne een gigantische spin uit het rietendak op tafel valt. Het lijkt mij onnodig om haar reactie te beschrijven maar ik kan zeggen dat ik blij was dat ik mijn flesje Cola in mijn hand had. Wanneer het gegil enigszins afneemt kraamt het vijfjarige zoontje van de eigenaresse ¨ Tarantula, Tarantula!!!!¨. Hoewel ik geen verstand van spinnen heb wist ik zelfs dat de giagantische spin die wij zagen geen Tarantula was. Het jongentje refereerde echter niet naar de spin die Susanne angstvallig probeerde te vermijden maar naar het grote, zwarte, harige beest dat net naast haar op de wand van de kantine zat.

Een kort rukje met haar hoofd in de richting van de nog grotere Tarantula vlak naast haar, leidde tot èèn seconde van diepe stilte waarna het hele circus weer opniew startte. (De eerste spin bleek achteraf een relatief onschuldige, maar grote Wolfspin te zijn).

Toen de rust eindelijk weer was teruggekeerd en wij gezellig met een lekkere avondmaaltijd film zaten te kijken kwam het finale drama dat ons de volgende dag deed vertrekken. Vanonder het tafellaken kwam, op enkele centimeters afstand, ineens een stevig uitgevallen schorpioen tussen onze knieen omhoog gekropen. Het betrof hier een uiterst giftig exemplaar dat zelfs de staff van de kantine deed opschrikken. Dit bleek de genadeslag te zijn. Het is dan ook niet geheel verwonderlijk dat ik kort daarna, niet geheel tegen mijn wil in maar zeker zonder inspraak, mijn tas aan het pakken was om de volgende ochtend vroeg naar de bewoonde wereld te vertrekken.

De volgende ochtend bleek de noodzaak om snel weg te komen dusdanig groot dat we het openbaarvervoer links hebben laten liggen en ons leven in de waagschaal hebben gesteld door te gaan liften. Al snel kregen we de gewenste lift van een bijzonder vriendelijk Texaanse vrouw die ons helemaal naar de plek van bestemming wilde rijen, nice!!!!De plek van bestemming was in dit geval Placencia, een toeristische badplaats op een schiereiland van Belize. Hier vullen wij onze dagen met opstaan, de straat oversteken en neerstorten op het direct aan het guesthouse gelegen witte strand. Het is geen slechte plek om bij te komen van al het natuurgeweld maar de toch al hoge prijzen in Belize gaan hier helemaal door het dak. Om een beetje op de kleintjes letten leven we gedurende ons verblijf in Placencia op een dieet van Mac & Cheese, Snickers en water.

Dit leed delen wij met een Canadees stel waarmee wij elke avond vanaf ons dakterras naar de ondergaande zon en de dolfijnen in de baai staren.

Na een aantal mooie dagen zonnen in Placencia is het tijd om verder te trekken naar onze laatste bestemming in Belize. Zo doende pakken wij de bus naar het meest zuidelijke puntje van Belize alwaar we de boot over de golf van Honduras terug naar Guatemala zullen pakken.

We komen aan in Punta Gorda, een typisch grensdorp. De stad is bezaaid met afval en wordt behuisd door ongure types die er een gewoonte van hebben om je vast te grijpen wanneer ze een dollar van je willen. Als ´s avonds blijkt dat de stad een verzamelingplek van klaplopers, dronken zeelui en prostituees is en wij jaloers zijn op mensen die een spartaanse kamer hebben, besluiten wij hier niet meer dan èèn nacht te blijven. te zijn.

Zo doende sta ik de volgende ochtend wederom oog in oog met weer een nieuwe snor die weer geld van mij wil hebben!

Adios,

PS: de verklaringen waarom taxichauffeurs en computers tot de natuurlijke vijanden van backpackers zijn houden jullie te goed.

GUATEVER!

Nadat we er achter kwamen dat “ de Staat van Beleg” niks met Gouda kaas te maken had maar meer met het feit dat blijkbaar alle burgerlijke vrijheden waren opgeschort en vanaf nu de macht bij het leger berustte, maakte dat een hoop duidelijk rondom de hele “ beleg” issue. Om onze ouders gerust te stellen ( en omdat het stiekem gewoon goedkoper was) namen we geen nachtbus maar een colectivo, overdag, van San Pedro naar Antigua, een stad die eens de hoofdstad was van Centraal Amerika. Urenlang hobbelden we in een mini-van met een chauffeur die overduidelijk niet wist om te gaan met een schakelbak waardoor de kotsbehoefte sterk toenam maar, bij gebrek aan kotszakjes, gelukkig net niet doorzette. Eenmaal in Antigua duurde het een kwartiertje voor de innerlijke balans weer doorhad dat de kust veilig was, waarna we onze gebruikelijke ronde langs álle hostels deden om vervolgens zo ongeveer weer bij de 1e te eindigen die “er toch wel redelijk genoeg uitzag” om kamp Mostert & Bauer voor een paar dagen op te slaan.

Antigua oogt als een sfeervol, koloniaal stadje waar wij het zeker naar onze zin hebben gehad maar wat ook zeker weinig gelijkenis heeft met de rest van Guatemala. Alles lijkt redelijk geordend, veel mensen spreken Engels en er is zelfs voor de verandering een keer écht warm water in het hostel! Behalve rond struinen door de stad, genieten van een heerlijke bagel bij de Bagel Barn en de plaatselijke kapper om hulp vragen voor onze ‘ hairdo terrible’ storten we ons op Missie Vulkaan. Op Pacaya om precies te zijn want daar draait het hier blijkbaar allemaal om, een actieve vulkaan waar je stromend lava kunt zien. Nou is het een redelijke understatement om te zeggen dat ik “ niet zo’n hele grote fan ben van hiken”, maar met de nodige teleurstellende blikken van vriendlief omdat ik niet mega gemotiveerd sta te trappelen om een vulkaan te beklimmen, kan ik niet anders dan toch mee gaan. Over de wandeltrip naar boven zal niet ik veel woorden wijden om het geheel nog positief te houden. Fijn was ook dat de gids onderweg vertelde dat er een half jaar geleden nog een uitbarsting was waar 4 mensen bij zijn omgekomen. Afin, we waren er al “ bijna” en met de gedachte om stromend lava te zien zet je door. Om een lang verhaal iets korter te maken, eenmaal boven was er geen stromend lava (diepe teleurstelling bij ‘sommige’ mensen..) maar wel gloeiend hete stenen waar je marsmallows boven kon roosteren of een hamburger op bakken, dat dan weer wel!

Na deze kleine teleurstelling zat er niks anders op dan op zoek te gaan naar comfort food en in welke vorm kun je dat beter vinden dan in pizza?! Toen we met een klein schuldgevoel een “ pizza para llevar” in het plaatselijke parque central zaten op te peuzelen voelden we ons even, heel even, ver van huis. Totdat er drie Chinezen langs ons liepen, en na 10 minuten weer en we ons realiseerden dat deze ‘ snelwandelende Chinezen’ ons opeens een gevoel van herkenbaarheid gaven. Het is raar om te realiseren dat je zo ver van huis bent, al 1,5maand tussen de mensen in Centraal Amerika leeft en wanneer je Chinezen ziet, je opeens denkt “ hey! Die ken ik!”. Uiteraard hebben de Chinezen in kwestie hier totaal geen boodschap aan en wanneer je uiterst vrolijk “ Ni Hao” schreeuwt moet je ook niet verwachten dat je een reactie krijgt. Kijk, dat is nou precies het China wat we ons herinneren!

Na Antigua vervolgt onze weg zich naar Lanquin in het hart van de staat Alta Verapaz die door ons aller Ministerie van Buitenlandse Zaken zo ontraad wordt om te bezoeken. In praktijk merk je hier weinig tot niets van, er zijn wat road-blocks met militaire posten en colectivo busjes rijden alleen overdag maar dat is het ook wel. In Lanquin eindigen we in een van de beste hostels van Guatemala, El Retiro, waar vooral de “ all you can eat buffets” ons nog lange tijd (en dan bedoel ik lááng) zullen bij blijven. Lanquin is een nietszeggend dorpje in de jungle en het hostel is gelegen aan een riviertje met prachtig uitzicht op de omliggende heuvels.

We bezoeken de Grutas de Lanquin, grotten waar we slibberden op onze niet-zo-verantwoorde-wandel-slippers bijna genadeloos uitglijden over de spekgladde rotsen. Van onze gids begrijp ik in mijn beste Spaans dat hij de weg hier nog in het donker zou kunnen vinden, ik hoop maar dat het lampje van zijn Petzl hoofdlampje het volhoudt en we dat niet hoeven uit te proberen. Stalagtieten en stalagmieten begroeten ons van overal en ondertussen plukt onze gids, ergens van achter een rots, een mega spin die in mijn ogen meer gelijkenis heeft met een alien. Ik denk dat niemand de illusie had dat ik dat beest had willen oppakken maar zelfs Gjalt bedankte voor de eer, misschien dat dat iets zegt over het uiterlijk van dit gedrocht. Volgens de gids worden deze wezens wel 40 cm lang, ik hoop maar dat ik er geen in mijn bed tref die nacht. Gelukkig wordt ons dat bespaart maar daarvoor in de plaats wordt onze dorm geteisterd door Gjalt z’n lievelings dieren.. en nee dan heb ik het niet over een kudde nijlpaarden (wat redelijk random zou zijn in Guatemala maar toch).

De dag erna stappen we achterin de laadbak van een pickup truck die ons naar water grotten brengt. Hier zwemmen we door grotten met in een hand een kaarsje om te zien waar we eigenlijk naar toe zwemmen. Komt dat zwemdiploma B toch nog van pas. Zwemmend en klimmend blijven onze kaarsjes wonder boven wonder branden en zelfs wanneer we een soort natuurlijke limestone glijbaan afgaan waarbij je een stuk onder water gezogen wordt, a la Tikkibad, is er nog iemand met een brandend kaarsje aan het einde van deze niet-Europees-verantwoorde attractie waardoor we allemaal ons verlepte kaarsje weer aansteken en ons een weg terugzwemmen naar de uitgang. Hierna volgt een miniscuul stukje tuben op de rivier en de liefhebbers kunnen van een soort trapeze, 5 m. Hoog het water in zwaaien om vervolgens daarna nog even van een 8 m. Hoge brug af te springen. De highlight van de trip is echter Semuc Champey, een 300m lange brug van kalksteen waar zich overal natuurlijke zoetwater poeltjes gevormd hebben waar je heerlijk in kunt zwemmen. Vantevoren klimmen we eerst nog met de hele groep een steil stuk omhoog naar een uitkijkpunt wat meer dan de moeite waard was om vervolgens naar beneden te racen om eindelijk in zo’n poeltje te springen en af te koelen. Want warm is het hier zeker, niet dat we mogen klagen want hiervoor hadden we het eigenlijk steevast koud elke nacht. Nu hebben we de lange broek verruild voor muggenspray, als die ook nog eens zou werken dan zou het helemaal top zijn.

Naast de verplichte, maar ook geweldige highlights van Lanquin, vermaken we ons vooral met het buffet waarbij we eten alsof we dik ondervoed zijn (ons lichaam weet helaas dat dat een leugen is, en dat zie je ook onderhand) en heel burgerlijk kaartspelletjes spelen met mede reizigers, wat door het aspect alcohol toch altijd weer eindigt in een iets minder burgelijk-verantwoord-spel. Vooral het Fokke en Sukke kwartet in het Nederlands spelen valt erg in de smaak. Men komt niet meer bij wanneer we “ Sinterklaas” proberen uit te leggen met Zwarte Piet als z’n knecht ( “it’s his servant and his name is Black Pete..” ). Het fenomeen van het spel “ Fuck the Bus”, wat uiteraard ook draait om zoveel mogelijk zuipen, krijgt ook onze aandacht maar waarom het om een bus gaat vragen wij ons nog steeds af. We vermaken ons iets te goed hier, er is geen ATM in het dorp uiteraard en daardoor lijken de spelletjes in een soort Russiche roulette te eindigen: we hopen maar dat we het spelletje niet verliezen want we hebben geen geld meer om biertjes te atten! En wanneer je dit soort spelletjes op de rekening van je creditcard gaat spelen kan het weleens een heel naar spelletje worden.

Op miraculeuze wijze blijken we de dag erna toch nog genoeg geld te hebben voor een bus naar de volgende ATM, in Flores wel te verstaan, in het noorden van Guatemala. Dit stadje/dorp/gehucht is vooral bekend omdat je vanaf hier makkelijk naar Tikal kunt gaan, dé grootste Maya site. Flores zelf vinden we nogal tegenvallen, het ligt aan het meer maar alles oogt nogal grauw, dof en stil. We checken in, in een nietzeggend smoetzig hotelletje waar we proberen zo min mogelijk dingen aan te raken. De volgende dag gaan we voor een “ sunrise tour” naar Tikal, om 4.30u waar mijn lichaam en geest toch wat moeite mee hebben. Wanneer we slaapdronken voor het hotel op de stoep gaan zitten, wachtend op het busje, en mega veel andere mensen buiten zien wachten voor dezelfde “ hele speciale sunrise tour”, weten we eigenlijk al dat dit gaat tegenvallen. Iets over 6u komen we aan in het park en de zon is al half op. In plaats van dat we meteen het park in gaan is er 20 min. Koffie pauze en tot overmaat van ramp fuseert onze groep met nog 2 tourgroepen waardoor we uiteindelijk met 35 man en 1 gids eindigen, nice! Als we het park binnenlopen is de zon al op en lopen wij, gedesillusioneerd, mee met de stroom. Gelukkig is er wel wat “ wildlife” te spotten en wanneer we de wasbeerachtige beestjes voorbij zien lopen en de howler monkeys in de bomen zien, maakt dat toch nog wat goed. Tikal ligt midden in de jungle waardoor we een paar uur zoet zijn met van tempel naar tempel te lopen, tempel op, genieten van het uitzicht en vooral niet naar beneden kijken, naar beneden en de volgende weer op. Als je van vogelspotten houdt zou je hier je hart op kunnen halen.

Die avond eindigen we in Flores met wat Dorado Ice samen met Joshua uit Australië en Andrea uit Engeland die we uit Lanquin kennen en hier weer zijn tegen gekomen. Zij hebben een tijdje in Hong Kong gewoond en dat schept een band. Want at the end of the day mogen we dan wel in Guatemala zijn, met overal nog Maya afstammelingen om ons heen, historische ruines, regenwoud, wildlife etc. Maar waar je écht urenlang over kunt ouwehoeren, dat blijven toch die Chinezen, die blijven niet te doorgronden.

Na Tikal vervolgen we onze weg naar Belize, met als 1e stop Cay Caulker waar we nog een mogelijkheid krijgen om onze Chinese uitspraak te verbeteren!

Zaijian y Adios!